Eindtermen 85 – 94


Eindterm 85

De kandidaten kunnen het verschil in de houding tegenover waarheid van enerzijds het pyrronisme en anderzijds het wetenschappelijk en activistisch scepticisme uitleggen en toepassen op een casus.

Het pyrronisme is bijzonder in de zin dat het uiteindelijke doel niet kennis of het vinden van de waarheid is, maar opschorting, wat weer leidt tot epoche (innerlijke rust). Pyrronisten hebben een positieve houding tegenover sceptisisme, en bevechten het niet, ze zijn nergens van overtuigd. Wetenschappelijk en activistisch scepticisme bevecht scepticisme echter wel. Volgens wetenschappelijke sceptici speelt coherentie een belangrijke rol in de zoektocht naar waarheden, maar de wetenschap de manier om zo dicht mogelijk bij de waarheid te komen. Volgens activistische sceptici moeten individuen zo goed mogelijk gebruik maken van de wetenschap, om zich zo te beschermen tegen bijgeloof en onwetendheid.


Eindterm 86

De kandidaten kunnen het onderscheid maken tussen de betekenis van waarheid (bijvoorbeeld in termen van correspondentie) en criteria voor waarheid (bijvoorbeeld in termen van coherentie).

Definiëren wat waarheid is, bijvoorbeeld ‘waarheid bestaat in de overeenstemming tussen overtuiging/oordeel en de feitelijke stand van zaken’, is niet voldoende om te kunnen beoordelen of iets waar is. Immers, hoe kunnen we weten of iets in overeenstemming is met de feiten?
Met name het criterium van coherentie (met reeds verworven overtuigingen) speelt een belangrijke rol. In elke situatie geldt dat coherentie een belangrijke rol speelt bij wat je voor waar aanneemt.


Eindterm 87

De kandidaten kunnen verificatie en falsificatie als demarcatiecriteria uitleggen en zijn in staat om deze criteria met elkaar te vergelijken, te bekritiseren en er een beargumenteerd standpunt over in te nemen naar aanleiding van een casus.

Het demarcatieprobleem gaat over het het onderscheiden van echte wetenschap van pseudo-wetenschap. Verificatie, van de Wiener Kreis, is een middel dat je zou kunnen gebruiken om dit probleem “op te lossen”. Volgens de Wiener Kreis is de methode die gebruikt om tot wetenschappelijke kennis te komen irrelevant. Het enige wat relevant is, is of het eindproduct bevestigd (geverifieerd) kan worden. Als een uitspraak onmogelijk geverifieerd kan worden, is het volgens hen dus geen wetenschap. Het probleem is hier dat allerlei belachelijke uitspraken wetenschap worden, maar dingen als “Alle zwanen zijn wit” onmogelijk geverifieerd kan worden, en dus geen wetenschap zou zijn. Hier tegenover staat de falsificatie van Popper. Dit houdt in dat wetenschappelijke uitspraken intact blijven totdat ze gefalsifieerd worden. Als iets onmogelijk gefalsifieerd kan worden, is het geen wetenschap. Het probleem is dat we met deze methode nooit echt tot zekerheden komen.


Eindterm 88

De kandidaten kunnen het verschil tussen de context van ontdekking en de context van verantwoording uitleggen en toepassen.

De context van ontdekking gaat over hoe wetenschappers te werk gaan bij het ontwikkelen van nieuwe wetenschappelijke theorieën. Volgens de Wiener Kreis is dit totaal irrelevant voor de ontdekking. De context van verantwoording gaat over het interpreteren van ontdekkingen. Verificatie en falsificatie heeft hier dus betrekking op.


Eindterm 89

De kandidaten kunnen uitleggen wat de Duhem-Quinestelling inhoudt en vanuit deze stelling kritiek leveren op verificatie en falsificatie als criteria voor wetenschappelijkheid.

De Duhem-Quinestelling betoogt dat we de individuele hypothese niet kunnen los wrikken van het wetenschappelijk onderzoek als een geheel. Bij het interpreteren van wetenschap gebruiken we veronderstellingen. Een experiment kan nooit cruciaal zijn, omdat het niet los staat van het bedenken, opzetten, uitvoeren en interpreteren ervan. Het bestaat alleen binnen een context. Bij falsificatie en verificatie rukken we het eindproduct los van haar context. De Duhem-Quinestelling gaat hier dus tegen in.


Eindterm 90

De kandidaten kunnen het paradigmabegrip van Thomas Kuhn uitleggen en aan de hand daarvan kritiek leveren op het verificatiecriterium en het falsificatiecriterium.

Kuhn gelooft dat er verschillende fases zijn van wetenschap. Eerst heerst er rust, vervolgens komen er steeds meer gaten in bepaalde theorieën, waardoor er een revolutie in de wetenschap plaats vindt. De oude theorie is dan niet meer adequaat. Er vindt een paradigma-wisseling plaats. Hierdoor komt een nieuwe theorie tot stand, en keert de rust terug. Volgens Kuhn moeten we het paradigma van een theorie dus als het ware meenemen in het beoordelen van een theorie. Verificatie en falsificatie doen dit niet, en zijn volgens Kuhn dan ook niet goede middelen.


Eindterm 91

De kandidaten kunnen uitleggen hoe Kuhn de structuur van wetenschappelijke revoluties analyseert.

Onverwacht zullen rondom een bepaalde wetenschappelijke theorie anomalieën verschijnen. Dit zijn ontdekkingen die niet passen binnen het kader van deze theorie. Hierdoor komt er druk op het paradigma, wat uiteindelijk leidt tot een wetenschappelijke revolutie. Er wordt een nieuwe theorie opgezet. Dit is een paradigma-wisseling.


Eindterm 92 

De kandidaten kunnen (a) aan de hand van het verhaal van Martin Guerre de opvatting van Pierre Bayle over (religieuze) tolerantie uitleggen en (b) het verschil aangeven tussen Bayles opvattingen en die van Aurelius Augustinus.

(a)De kern van het verhaal van Martin Guerre is dat een vrouw naar bed gaat met een bedrieger die zich voordoet als haar man, zonder dat zij dit weet. De vraag hierbij is “Heeft deze vrouw overspel gepleegd?”. Bayle antwoort hier nee op. Volgens hem moet iemand handelen naar wat voor hem of haar van binnenuit moreel is. Ook moeten we volgens Bayle mensen altijd hun geweten laten volgen.Volgens hem moeten we dan ook tolerant zijn tegenover mensen die andere morele waarden hebben en nooit iemand met geweld er toe dwingen om iets anders te gaan geloven. (b)Augustinus is het in eerste instantie hiermee eens, maar betoogt uiteindelijk toch dat we heidenen met geweld moeten bekeren tot het christendom.


Eindterm 93

De kandidaten kunnen uitleggen wat een wereldbeeld inhoudt en kunnen beargumenteren dat bij de praktische houding die een persoon aanneemt ten opzichte van zijn of haar wereldbeeld, een onderscheid gemaakt kan worden tussen rationaliteit en integriteit.

Een wereldbeeld is de verzameling van opvattingen die iemand heeft en hoe iemand naar deze opvattingen handelt. Over het algemeen is je wereldbeeld altijd aan het veranderen, en daarom dus erg dynamisch. Iemand die handelt tegen zijn of haar geweten in handelt wel rationeel maar niet integer. Echter, als de emoties het winnen van het verstand, en iemand hier dus naar handelt, is dit volgens Bayle zowel rationeel als integer.


Eindterm 94

De kandidaten kunnen aan de hand van voorbeelden beargumenteren in welke zin en tot op welke hoogte, sceptische twijfel redelijk en productief kan zijn bij het filosofisch doordenken en oplossen van praktische en theoretische problemen.

Scepticisme kan vervelend zijn, maar zeker ook productief. Om kritisch te kunnen denken, hebben we ook sceptische twijfel nodig, zodat we niet zomaar alles voor waar aannemen. Een dokter moet bijvoorbeeld sceptisch blijven denken om een goede diagnose te stellen. Kritisch zijn is vooral zelfkritisch zijn. Soms is sceptisisme ook niet meer productief, en dan moeten we, net als Austin, ‘genoeg is genoeg’ zeggen.